Ibn al-Qayyim rahiemehoellaah heeft gezegd:
"Hoofdstuk: Manieren die Liefde (voor Allaah) tot stand brengen en het noodzakelijk maken, en er zijn er tien (in rij):
Eén: Het reciteren van de Qor`aan met overpeinzing en begrip van de betekenissen en wat er mee bedoeld wordt, zoals het overpeinzen van een boek die iemand uit het hoofd heeft geleerd, en hij het uiteenzet zodat hij zal begrijpen wat de auteur er mee bedoeld heeft.
Twee: Het dichter bij Allaah komen door middel van extra (nawaafil) handelingen van aanbidding naast de verplichte (handelingen), want zij zullen hem op een ander niveau van liefde brengen dat na liefde komt.
Drie: Constante gedenking in iedere omstandigheid, door de tong, het hart, handelingen en (iemand’s) toestand1, zodat het gedeelte van liefde van een persoon in overeenstemming is met zijn gedeelte van deze gedenking.
Vier: De voorkeur geven aan Zijn liefde boven je eigen liefde wanneer de begeerten je overmannen, en omhoog proberen te klauteren om Zijn liefde te bereiken, zelfs al is de afdaling moeilijk.
Vijf: Het begrijpen van het hart van Zijn Namen en Eigenschappen, getuigen zijn van en kennis hebben over hen, om zichzelf te verdiepen in de tuin van deze kennis en zijn fundamentele pilaren2. Degene die Allaah bij Zijn Namen, Eigenschappen en Handelingen kent, zal zonder twijfel van Hem houden. Om deze reden zijn de Mu’attilah (ontkenners van Zijn Eigenschappen), Fir’awniyyah en de Djahmiyyah voor de harten zoals struikrovers (zij komen er tussen en) tussen het bereiken van de geliefde (i.e. Allaah)3.
Zes: Het getuigen van Zijn gulheid, Zijn Weldadigheid, Zijn gunsten en zegeningen, zowel niet zichtbaar als open, want deze dingen roepen op naar Zijn liefde.
Zeven: En dit is de meest verbazingwekkende van hen alle, de totale overgave en nederigheid van het hart vóór Allaah, de Meest Hoge, en er zijn geen andere woorden en overwegingen die uitdrukking geven aan deze betekenis.
Acht: Het alleen zijn op het Tijdstip dat Allaah Nederdaalt4 om Hem persoonlijke te vragen, Zijn Woorden te reciteren, het hart te onderzoeken, de manieren van dienstbaarheid te tonen terwijl je voor Hem staat om vervolgens alles te bezegelen met het zoeken naar vergiffenis en (het tonen van) berouw.
Negen: Het zitten met de waarachtige aanbidders (van Allaah) en het verzamelen van de goede vruchten (die voortkomen) van hun uitspraken, net zoals degene die het beste fruit uitkiest, en dat je niet spreekt behalve wanneer het voordeel van de uitspraken overheerst en wanneer je weet dat er een verbetering voor jezelf en een voordeel voor anderen in zit.
Tien: Afstand houden van alles dat tussen het hart en Allaah komt – de Almachtige en Majesteitelijke.
Vanuit deze tien manieren zullen de aabidders de (diverse) niveaus van liefde bereiken en zullen zij bij de Geliefde toetreden. Het voornaamste en fundamenteelste principe achter dit alles bestaat uit twee kwesties: De ziel voorbereiden op deze kwestie en het oog openen voor kundig inzicht/betrouwbare kennis.”
Voetnoten:
1.Dit alles gebaseerd op wat overeenkomstig is met, en beperkt is door de Soennah van de Boodschapper, en niet op wat de afgedwaalde soefies verzinnen en innoveren betreffende de misleidingen en corrupte praktijken, van hun eigen intellecten, satanische influisteringen en innoverende uitroepingen van de geest en ziel.
Ibn al-Qayyim zei: Hij (Shaychoel-Islaam) heeft gezegd: “En wat betreft de vele personen van verbeeldingen en dwaasheden, die zeggen: ‘Haddathanie qalbie an Rabbie’ (Mijn hart heeft mij op de hoogte gebracht over mijn Heer) dan is dit correct dat zijn hart hem op de hoogte bracht. Maar door wie echter? Zijn Shaytaan of Zijn Heer? Als hij zegt: ‘Mijn hart bracht mij op de hoogte over mijn Heer,’ dan schrijft hij dit aan iemand toe over wie hij niet weet of zo iemand hem werkelijk op de hoogte heeft gebracht of niet. Dit is een leugen. Hij zei (Shaychoel-Islaam): En de muhaddath van deze Oemmah [(i.e. ‘Omar ibn Al-Chattaab) verwijzend naar de hadieth in Boechaarie: “Waarlijk, in de naties vóór jou waren er muhaddathoon (mensen die geïnspireerd waren) en als er iemand in deze Oemmah was die geïnspireerd zou worden dan zou het Omar ibn Al-Chattaab zijn geweest”] zei dit nooit en deze uitspraak (‘Mijn hart bracht mij op de hoogte over mijn Heer’) is nooit uitgesproken door hem. Allaah heeft hem hiertegen beschermd (om dit te zeggen). Zijn secretaris schreef een keer: Dit liet Allaah aan de Amieroel-Moeminien zien, Omar ibn Al-Chattaab. Waarop hij (Omar) zei: ‘Nee. Wis het en schrijf: Dit is wat Omar ibn Al-Khattab zag. Als het juist is dan komt het van Allaah, en als het niet juist is dan komt het van Omar, en Allaah en Zijn Boodchapper zijn er vrij van.’ En hij zei: ‘Ik spreek erover met mijn mening. Als het juist is komt het van Allaah en als het niet juist is komt het van mijzelf en de Shaytaan.’ Dus dit is de uitspraak van al-Muhaddath (i.e. Omar) die de getuigenis van de Boodschapper (Salla Allaahu alayhi wa salam) heeft. (Dus vergelijk zijn uitspraak met die van de dwalenden) en je zult de Ittihaadi zien (het geloven in een goddelijke verbinding met Allaah) en de Hulooli (het geloven in de insluiting van Allaah in Zijn schepsels of delen van Zijn schepsels) en de ongebonden, onbeperkte dwaling die deze valsheid doet veroorzaken, door te zeggen: ‘ Mijn hart heeft mij op de hoogte gebracht over mijn Heer.’
Dus kijk naar deze twee uitspraken (die van Omar en die van hen die beweren direct kennis te ontvangen van Allaah, vanuit hun harten) en (kijk naar het verschil) in deze twee klassen (en rangen) van degenen die deze beide uitspraken doen (i.e. Omar en degenen die deze (valse) claim verkondigen), en (kijk naar) de twee gesteldheden (in geloof) (van Omar en die van degenen naast hem), en geef iedere eigenaar van een recht het recht dat hem toekomt, en vereenzelvig de vervalser/bedrieger niet met de oprechten. Madaaridj us-Saalikien (1/64).
2. Iemaam at-Tirmidie (279H) heeft gezegd: “Het is overgeleverd door meerdere personen van de Mensen van de Kennis met betrekking tot zulke Ahadieth, dat er geen Tashbieh (vergelijking) gemaakt mag worden met de Eigenschappen van Allaah. En onze Heer, de Glorieuze en Allerhoogste, daalt elke nacht neder tot de laagste hemel. Daarop zeggen zij (de Mensen van de Kennis): “Bevestig deze overleveringen, heb Iemaan (Geloof) in hen, ontken hen niet, en vraag niet ‘hoe’!” Vergelijkbare uitspraken zoals deze, zijn overgeleverd van Maalik ibn Anas, Soefyaan ath-Thawrie, Ibn Uyainah en Abdullaah ibn al-Moebaarak, die allemaal over zulke Ahadieth hebben gezegd: “Laat hen zoals ze zijn, zonder te vragen ‘hoe’.” Dit zijn de uitspraken van de Mensen van de Kennis van Ahlul-Soennah wal-Jamaa’ah. Desondanks, verzetten de Jahmiyyah zich tegen deze overleveringen en zeggen: “Dit is Tashbieh!” Hoe dan ook, Allaah, de Allerhoogste, vermeldde in verschillende plaatsen in Zijn Boek, de Eigenschap van ‘al-Yad’ (Hand), ‘as-Sama’ (Hoor vermogen), en ‘al-Basr’ (Zien vermogen), maar de Jahmiyyah maken Ta’wiel over de Aayaat, door hen op een bepaalde manier uit te leggen, die tegengesteld is aan de uitleg van de Mensen van de Kennis. Zij (de Jahmiyyah) zeggen: “Voorwaar, Allaah schiep Adam niet met Zijn eigen Hand, (zij zeggen dat ‘Hand’ betekent: de Kracht van Allaah).” Sunan at-Tirmidhie (3/24)
3. Al-Haafidh Taqi ud-Deen Abu Muhammad Abdul-Ghanie al-Maqdisie (600H) –moge Allaah hem genadig zijn- heeft gezegd: “En weet –moge Allaah je genadig zijn- dat Islaam en zijn mensen aan worden gevallen en vernietigd worden door drie groeperingen:
1) Een groep die de hadieth betreffende de Eigenschappen van Allaah ontkennen en die hun overleveraars verwerpen. Zij brengen meer schade toe aan de Islaam en zijn volgelingen dan de ongelovigen.
2) Een groep die met de authenciteit van deze hadieth spreken en hen accepteren, maar zij voeren Ta’wiel (figuratieve tussenvoeging) uit over hen. Zij zijn machtiger in hun kwaad dan de eerste groep. 3) En de derde groep, zij die het bovenstaande gezegde vermijden, en beginnen –zoals zij beweren- Allaah te zuiveren van alle onvolkomenheden (tanzeeh)- maar in feite zijn zij leugenaars, en dit leidt hen naar dezelfde twee bovenstaande uitspraken. Zij zijn dus meer schadelijk dan de eerste twee groepen. Aqiedatul al-Haafidh Abdul-Ghanie. (p.113)
4. Fudail bin Ma’een (187H) heeft gezegd: “Wanneer je de de Jahmie hoort zeggen, “Ik geloof niet in een Heer die nederdaalt” - zeg- “Ik geloof in een Heer die doet wat Hij wil.”” Sharh Usool ul-I’tiqaad (no.775)
Yayha bin Iyaad (233H) heeft gezegd: “Wanneer je de de Jahmie hoort zeggen, “Ik geloof niet in een Heer die nederdaalt” zeg dan, “Ik geloof in een Heer die doet wat Hij wenst.” ” Sharh Usool ul-I’tiqaad (no.776)
Iemaam Ahmed (241H) heeft gezegd: “Hij daalt neder als Hij wil, volgens Zijn Kennis en Macht en Grootheid. Hij omsluit alles met Zijn Kennis.” Sharh Usool ul-I’tiqaad (no.777)
Abul Hasan al-Ash’aree (324H) heeft gezegd: “En wij geloven in alle overleveringen die de Mensen van Overlevering als authentiek hebben beschouwd betreffende de Afdaling naar de Laagste Hemel en dat “De Heer, Machtig en Majesteitelijk, zegt: Vraagt er iemand, zoekt er iemand vergiffenis,” en de totaliteit van wat zij aanhalen en als gevestigd beschouwen, in strijd met de mensen van afwijking en misleiding.” Al-Iebaanah (p.60).